De gelijkwaardigheid van geven en ontvangen
“Ik neem niet alles aan hoor,” zegt hij verontschuldigend en tegelijk met stelligheid als hij me om een broek vraagt.
“Heb je die ervaring dan?” vraag ik, “dat je alles dan maar moet aannemen?”
“Ja, eigenlijk wel,” zegt hij. “Maar het geeft me gewoon een goed gevoel als ik een broek draag waar ik me prettig bij voel.”
“Dat kan ik me voorstellen,” antwoord ik, “ik vind het ook niet prettig als een verkoper mij iets opdringt.” Ik zie hem opgelucht ademhalen.
“Als ik ergens om vraag, heb ik zo vaak het idee dat ik niets meer te willen heb. Da’s wel een verrot ding van armoede hoor. Maar ik vraag het niet omdat ik het zo leuk vindt. Ik vraag alleen als ik echt niets heb, maar wel iets nodig heb.”
“Voel je je de mindere in armoede?”
“Ja, heel erg. En weet je…”
“Ik zie je aarzelen. Wil je eerlijk zijn?”
“Nou,” zegt hij, “in de kerk spreken ze ook over de mindere, de minste der minste, of zoiets. Dat doet me pijn. Ik ben toch niet minder omdat ik minder heb?”
Ik denk even na en zeg dan: “Ik denk dat je gelijk hebt. Geven vinden veel mensen fijner dan ontvangen. Maar toch ben ik ervan overtuigd dat de gever en ontvanger gelijkwaardige partners zouden moeten zijn in dat spel van ‘geven en ontvangen’.”
“Geven en ontvangen?” vraagt hij, “het is toch geven en nemen?”
“Ja, die hoor je ook wel, maar ik zeg liever ‘geven en ontvangen’. Kijk, als ik jou een hand geef, maar jij, de ontvanger, neemt die niet aan, dan sta ik daar toch behoorlijk ongemakkelijk te wezen met mijn hand in de lucht.”
Hij grinnikt.
“Als ik de gever ben, dan heb ik jou als ontvanger nodig. En als jij als ontvanger echt kunt aannemen wat ik te geven heb, dan gebeurt er iets. Het doet mij iets als jij echt tevreden bent, met in dit geval een broek.”
“Ja,” zegt ’ie. “Heb je een sportbroek voor me? Kleur maakt me niet uit.”
“Ik ga voor je kijken. En eh, ik wil dus echt van je horen of je het iets vindt of niet. Wat is je maat?”
“Een M’etje.”
Uit de kledingkast neem ik drie sportbroeken mee, maat M. Gelukkig zit er één bij die hem tevredenstelt. “Hé,” zeg ik hem nog na, als hij in zijn nieuwe broek de deur uitgaat, “dank je wel voor je wijze les! Wil jij mij de volgende keer dan helpen hoe die kerkelijke taal, dat ‘minste der minsten’ anders kan?”
“Doen we!” roept hij als hij al buiten staat.
De Open Hof is een dagopvang voor dak- en thuislozen in het centrum van Groningen. De Open Hof wil een veilige plek bieden aan mensen die als gevolg van vaak meerdere breuklijnen in het leven buiten de samenleving zijn komen te staan. Onze deur staat open: zij kunnen doordeweeks dagelijks terecht voor een kop koffie, een boterham en een luisterend oor.
Om de zon- en de schaduwzijden van onze gedeelde maatschappij telkens weer zichtbaar te maken en voelbaar te maken dat wij met elkaar onderdeel zijn van één gemeenschap, deelt straatpastor Annemarie van der Vegt af en toe een verhaal. Haar taak als pastor/geestelijk verzorger van dak- en thuislozen is: oor bieden aan, oog hebben voor en stem geven aan het levensverhaal én de wijsheden van mensen van de straat.