"Minderheidsstemmen krijgen nog weinig een podium"

Verkennersproject 2.0: de vijf verkenners die al eerder een tijd hadden kennisgemaakt met vijf Groningse wijken gaven het stokje door. Ze vertellen om beurten hoe het was om een nieuwe groep mensen op pad te sturen. Dit keer Christiaan Schoonenberg in Beijum.

“Ik kijk met een heel goed gevoel terug op de tweede fase van het verkennersproject. In de groep die ik begeleidde gebeurde echt wat en dat was op zich, los van alles wat ervan te leren valt, heel erg waardevol. Ik ben ook heel blij dat we iets daarvan hebben kunnen vangen in het boekje dat we tijdens de laatste bijeenkomst samen gemaakt hebben. Ik denk dat we erin geslaagd zijn om iets van de exposure-ervaring voelbaar te maken en het zo dus kunnen delen met anderen.

“Van tevoren wist ik niet of ik wel de juiste persoon was om een groepje te begeleiden, want dit project was wat dat betreft natuurlijk heel anders dan het eerste. Ik voelde me daardoor aan het begin nerveuzer dan voor mijn eigen wandelingen. Maar uiteindelijk is dat goed gegaan en heeft er echt wat kunnen gebeuren binnen de groep.

“Wat me verbaasde was hoe moeilijk het was om mensen van De Bron mee te krijgen. Mijn groepje bestond uiteindelijk uit drie mensen die niet bij De Bron betrokken zijn en één persoon die wel kerkelijk betrokken is. Ik leerde daarvan dat het heel lastig is om in een vergadersetting de waarde van exposure over te brengen. De vorm van denken die tijdens een vergadering gebeurt, staat haaks op de houding die nodig is om exposure te kunnen doen. Juist daarom had ik het mooi gevonden als er leden van de diaconie van De Bron die ervaring ook op hadden kunnen doen.

“Tijdens een laatste individuele wandeling met de vrouw die lid was van De Bron, vertelde ze me dat ze in de zestien jaar dat ze bij de Bron betrokken is nu voor het eerst mee had gedaan met een activiteit van de kerk. Vanwege haar gezondheid is ze ’s avonds te moe om bij activiteiten aan te sluiten. Dit project was echter flexibel genoeg voor haar om tot haar recht te kunnen komen.”

Wat zijn de pareltjes voor jou geweest? Wat vond je het mooist in het proces?

“Het mooiste vond ik om te zien hoe vier verschillende mensen ook vier verschillende wandelervaringen hebben en dat het echt iets toevoegt om daarover in gesprek te gaan. Langzaam ging de een het wandelen van de ander beïnvloeden. Een van de deelnemers lette bijvoorbeeld heel erg op het groen in de wijk en benoemde alle planten. De anderen begonnen dat ook te doen of begonnen te beseffen dat ze de namen van de planten helemaal niet kenden. Verder vond ik de ontwikkeling die ik bij de deelnemers zag ook ontzettend waardevol. Naarmate de deelnemers meer wandelden werden ze opener en vonden ze ook steeds meer woorden voor hun ervaringen.”

Waar zie je de kansen en de knelpunten voor een volgende stap? Hoe nu verder?

“Ik merkte bij bijna alle deelnemers dat ze het project op een bepaalde manier graag hadden zien doorgaan. De vrouw die bij De Bron betrokken was, hoopte bijvoorbeeld dat er in het najaar toch een groepje uit De Bron de wijk in zou trekken, maar gaf ook aan niet de capaciteit te hebben om dat zelf te dragen. Ik ben bang dat als daar niemand achteraangaat, het ook niet zal gebeuren. Twee anderen zoeken naar eigen manieren om hun ervaringen van dit project mee te nemen. Een van hen is jeugdwerker en wil een exposure-onderdeel opnemen in het programma dat zij aanbiedt. Een ander is vluchteling uit Eritrea en zou graag met andere Eritrese vluchtelingen een exposure-project doen, maar heeft daar de middelen niet voor.

“Ik denk dat het mooi zou zijn als Diaconie in Stad blijft nadenken over een manier waarop er kleine exposure-projecten plaats kunnen blijven vinden in de stad. Volgens mij zijn de wijkgemeenten nog te veel bezig zijn met hun eigen bezigheden om dat zelf te kunnen dragen. Je hebt bovendien een bepaalde blik nodig om de waarde van zulke projecten te kunnen zien.

“Ik denk dat het in het project en vooral in het boekje gelukt is om minderheidsstemmen een podium te bieden. In onze samenleving in het algemeen, maar zeker ook in kerken gebeurt dat nog veel te weinig. Ik denk dat kerken naar de historische achtergronden daarvan zouden kunnen kijken en ook beter hun best kunnen doen om daadwerkelijk inclusieve gemeenschappen te vormen. Daar zie ik ook een rol voor Diaconie in Stad weggelegd. Maar ik ben in ieder geval blij dat dat nu in Beijum wel gelukt is.”